Verstrenging regelgeving commerciële samenwerkingsovereenkomsten: wat betekent de uitbreiding van de precontractuele informatieverplichtingen voor jou?

PKF BOFIDI Legal   |  

<< Terug naar B-CONNECTED

De Belgische wetgeving voorziet sedert 2005 in een verplicht informatieprotocol dat moet worden doorlopen door partijen die gezamenlijk een “commerciële samenwerking” wensen aan te gaan.  Klassiek wordt hierbij vooral gedacht aan partijen die actief zijn in de distributiesector of werken via franchising of verkoopsconcessies, maar ook wanneer er een beroep wordt gedaan op een vorm van handelsagentuur of makelaarsovereenkomst is deze informatieplicht van toepassing. De wetgever doet er nu een schepje bovenop en tracht de “economisch zwakkere partij” nog beter te beschermen door te voorzien in aanvullende regelgeving. Dit nieuwsbericht biedt een beknopt overzicht van de huidige verplichtingen die gepaard gaan met zogenaamde commerciële samenwerkingen en stipt daarnaast de concrete gevolgen aan die de inwerkingtreding van deze nieuwigheden met zich meebrengt.

Huidig wetgevend kader

De precontractuele informatieverplichtingen, waarvan hierboven sprake, zijn immers geen nieuw gegeven. Vandaag de dag geldt reeds de verplichting in hoofde van de persoon die het “recht” verstrekt (bv. de potentiële franchisegever) om minstens één maand voor het sluiten van de samenwerkingsovereenkomst aan de andere persoon (bv. de potentiële franchisenemer) het volgende ter beschikking te stellen:

1. Een ontwerp van de commerciële samenwerkingsovereenkomst;

2. Een afzonderlijk document dat bepaalde informatiegegevens bevat, ook wel het “precontractueel informatiedocument” of “PID” genoemd.

Deze documenten moeten maken dat de economisch zwakkere partij met voldoende kennis van zaken de overeenkomst kan sluiten. Vanuit die optiek heeft de wetgever een lijst opgenomen van zaken die verplicht moeten opgenomen worden in het PID. Deze gegevens hebben enerzijds betrekking op de juridische aspecten en betreffen onder meer een overzicht van:

  • de belangrijkste contractuele verbintenissen;
  • de eventuele gevolgen bij het niet-naleven van deze verbintenissen;
  • de afgesproken vergoedingen;
  • de eventuele concurrentiebedingen en gevolgen bij schending;
  • de duur van de samenwerking;

Verder dient de onderneming die het recht verstrekt zichzelf ook grondig te identificeren, waarnaast de economische aspecten van de samenwerking toegelicht worden.  Dit heeft dan weer betrekking op:

  • haar ondernemingsgegevens;
  • de  aard van haar activiteiten;
  • haar financiële gegevens (met name de jaarrekeningen van de laatste drie boekjaren);
  • de historiek, de staat en de vooruitzichten van de markt waarin de activiteiten worden uitgeoefend;
  • de intellectuele eigendomsrechten waarvan het gebruik wordt toegestaan;

Deze vereisten blijven dus onverminderd verder bestaan en worden vanaf 1 september 2024 verder aangevuld en geconcretiseerd.

Uitbreiding vanaf 1 september 2024

De wet van 9 februari 2024 wijzigt het juridische luik van bovenstaande opsomming aangezien in de praktijk gewoonweg de gehele samenwerkingsovereenkomst werd opgenomen in het PID.

Om de kandidaat-rechtsverkrijger op een duidelijke manier te wijzen op zijn verplichtingen in het kader van de overeenkomst, legt de wetgever op dat het PID eerder als een soort “red flag document” moet fungeren waarin enkel de meest relevante zaken worden opgesomd. Concreet slaat dit op de volgende gegevens:

  • de kosten bij opstart of wederkerende kosten, zoals marketing, informatica, transport, opleiding ten laste van de potentiële rechtsverkrijger, en de voorwaarden tot wijziging hiervan;
  • de verplichtingen met betrekking tot het hanteren van maximumprijzen;  
  • de verplichtingen met betrekking tot de minimumomzet en minimumafname en de gevolgen van het niet-behalen ervan; 
  • de beperkingen op het gebruik van intellectuele eigendomsrechten;  
  • de beperkingen op de toegang tot en de gebruiksrechten van klantendata tijdens en na de overeenkomst van de potentiële rechtsverkrijger;  
  • de beperkingen met betrekking tot online verkoop en online promotie;  
  • de bedingen over de relatie en de afhankelijkheid tussen de commerciële samenwerkingsovereenkomst en de (eventuele) huurovereenkomst of andere overeenkomst betreffende de exploitatievestiging;  
  • de bevoegde rechtbank, het toepasselijke recht en de proceduretaal.

Gevolgen bij niet-naleving

De niet-naleving hiervan wordt streng gesanctioneerd:

  • Wanneer dit document niet (tijdig) wordt opgesteld kan de economisch zwakkere tegenpartij namelijk tot twee jaar na de sluiting van de overeenkomst de nietigheid van de gehele samenwerkingsovereenkomst opwerpen. Daardoor wordt de overeenkomst geacht nooit te hebben bestaan en kan je jezelf niet langer beroepen op de rechten en plichten die voorzien werden in de overeenkomst;
  • Wanneer dit document daarentegen onvolledig of onjuist werd opgesteld, kan de nietigheid van de onvolledige of onjuiste bepalingen worden gevorderd. Ook in dat geval kunnen de rechten en plichten uit deze bepalingen dus niet langer ingeroepen worden.

Voor de volledigheid willen wij ook vermelden dat de economisch zwakkere partij in dergelijke gevallen kan stellen dat zij werd “bedrogen” of heeft gedwaald” en dat zij de regels uit het aansprakelijkheidsrecht kan inroepen om een vergoeding te bekomen van de eventuele schade die zij zou hebben geleden. Zij beschikt dan ook over de nodige opties om deze nalatigheid te bestrijden.

Onze PKF BOFIDI Legal-experten staan voor jou klaar

-Onder het motto better safe than sorry dien je dan ook de nodige aandacht te schenken aan deze informatieverplichtingen. Hier (té) lichtzinnig mee omspringen kan namelijk zware gevolgen met  zich meebrengen. Bij het aangaan van commerciële samenwerkingen is het dan ook steeds aangewezen om je  juridisch te laten begeleiden. Neem gerust contact op met ons legal team.

Dit artikel werd geschreven door Michiel Coppens, gespecialiseerd in vennootschapsrecht, fusies en overnames.


Vorige

«

Volgende

»