Waarover gaat het precies?
België heeft sedert de invoering van de programmawet van 1 juli 2016 de transfer pricing documentatie ingevoerd overeenkomstig de OESO-richtlijnen. Multinationals moeten jaarlijks een aantal rapporten (lokaal dossier, groepsdossier en landenrapport) opleveren en kunnen daardoor niet langer ontsnappen aan een doordacht en gedetailleerd verrekenprijsbeleid.
Een van die rapporten is het landenrapport of de ‘country-by-country reporting’, kortweg het ‘CbC report’. De verplichting om dergelijk rapport op te maken geldt voor multinationale groepen die een totaal van 750 miljoen euro of meer geconsolideerde bruto-groepsopbrengsten behalen. Het gaat dan om de rapporteringsperiode die onmiddellijk voorafgaat aan de laatste afgesloten rapporteringsperiode.
Voorlopig akkoord rond publiekmaking
Begin juni 2021 hebben het Europees Parlement en de Raad onderhandeld over een ontwerprichtlijn voor openbare country-by-country reporting (of ‘Public CbCR’) voor grote multinationale groepen.
Als deze richtlijn effectief wordt dan zal elke Europese, niet-Europese multinationale groep of zelfstandige onderneming (zogenaamde ‘standalone entities’) bepaalde financiële gegevens openbaar moeten maken. Dit betekent ook dat de betaalde vennootschapsbelasting publiek gemaakt zal worden, inclusief de vennootschapsbelasting die ondernemingen betalen zowel in elke EU-lidstaat, als in elk van de landen die op de zwarte lijst van de EU staan, of nog, in elk van de landen die twee opeenvolgende jaren op de zogenaamde ‘grijze lijst’ of ‘watch list’ van de EU opgenomen zijn. De openbaarmaking zal ook betrekking hebben op onder andere de inkomsten en het aantal werknemers.
De richtlijn zelf zal voorzien in een volledige en exhaustieve lijst van informatie die gerapporteerd moet worden maar dit moet nog nader in detail bepaald worden. De uiterste deadline voor deze rapportering is twaalf maanden na de balansdatum van het desbetreffende boekjaar. In principe moeten alle desbetreffende lidstaten de richtlijn binnen de achttien maanden volgend op de inwerkingtreding ervan in nationaal recht omzetten.
In het voorlopig akkoord staat wel een ‘vertrouwelijkheidsclausule’ vermeld die de specifieke voorwaarden omschrijft waardoor een multinationale groep of zelfstandige onderneming bepaalde gegevens voor een periode van maximaal vijf jaar zou kunnen uitstellen. Tot slot is er een evaluatie van de richtlijn voorzien na vier jaar.
Wat nu?
Voorlopig is er een compromis gesloten maar de voorlopig overeengekomen tekst moet nog finaal worden goedgekeurd tijdens een laatste stemming in de Raad van de EU en dit met een gekwalificeerde meerderheid. Tot slot moet ook het Europees Parlement zich hierover nog buigen en dit met een gewone meerderheid van de leden.
Het is dus nog af te wachten wat de finale uitkomst van deze openbaarmaking zal zijn en welke gevolgen dit in de praktijk met zich mee zal brengen. Het laatste woord is hierover zeker nog niet gesproken maar één ding staat vast: het streven naar meer transparantie wordt ook omgezet in de praktijk.
Heb je ondertussen nog vragen over deze regeling, aarzel dan niet om ons te contacteren. Onze experten informeren je graag.