Terugvordering belasting op Franse dividenden – huidige stand van zaken

Karel Van Hootegem   |  

<< Terug naar B-CONNECTED

Karel Van Hootegem

Binnen BOFIDI is Karel het aanspreekpunt voor personenbelasting, salary splits en alle verplichtingen van internationale kaderleden.

MEER VAN DEZE AUTEUR
View all Posts

Belgische particuliere beleggers ondergaan thans een dubbele belasting in het geval zij dividenden van Franse vennootschappen ontvangen. In eerste instantie wordt een Franse bronheffing ingehouden (12.8% voor natuurlijke personen en 15% voor rechtspersonen) waarna het resterende bedrag daarna ook nog eens volledig wordt onderworpen aan Belgische roerende voorheffing van 30%. Kort samengevat blijft aan het einde van de rit aldus slechts iets meer dan de helft netto over.

De afgelopen jaren is tegen deze dubbele belasting heel wat verzet aangetekend en heeft de jurisprudentie zich hierover meermaals uitgesproken. In wat volgt zetten wij beknopt de huidige stand van zaken uiteen inclusief de belangrijkste arresten alsook de vereiste stappen dewelke genomen dienen te worden door de belastingplichtige naar de toekomst toe.

Cassatiearrest 16 juni 2017

In het cassatiearrest van 16 juni 2017 werd geoordeeld dat de belasting dewelke in Frankrijk betaald is op een dividend uitgekeerd door een Franse vennootschap aan een Belgische aandeelhouder (i.e. 12.8%), steeds verrekend dient te worden met de Belgische belasting, ook al sluit de interne Belgische wetgeving dit in principe uit. België wordt aldus verplicht tot het verlenen van een minimum verrekenbaar bedrag aan forfaitaire buitenlandse belasting (hierna ‘FBB’) waardoor de Franse bronheffing van 12.8% verrekend moet worden met 30% Belgische roerende voorheffing.

Het Hof van Cassatie baseerde zich in haar arrest van 16 juni 2017 op twee argumenten teneinde de toepassing van de regeling in verband met het FBB op dividenden die belastingplichtigen hebben ontvangen uit Franse aandelen toe te staan, namelijk de primauteit van het internationaal recht op het nationaal recht en artikel 19 A1 lid 2 van het Belgisch-Frans dubbelbelastingverdrag.

Meer bepaald stipuleert artikel 19 A1 lid 2 dat dubbele belasting op dividenden vermeden dient te worden door de in België verschuldigde belasting te verminderen “met het forfaitair gedeelte van de buitenlandse belasting dat onder de door de Belgische wetgeving vastgestelde voorwaarden aftrekbaar is, zonder dat bedoeld gedeelte minder dan 15% van het nettobedrag mag belopen”.

Gezien het Belgisch-Frans dubbelbelastingverdrag de verrekening aldus expliciet toestaat, dient rekening te worden gehouden met het algemeen rechtsbeginsel krachtens hetwelk het internationaal recht, in casu het Belgisch-Frans dubbelbelastingverdrag, primeert op het nationaal recht. Hieruit moest volgens het Hof van Cassatie worden afgeleid dat deze verrekening verplicht van toepassing is, niettegenstaande het feit dat bij wet van 7 december 1988 in België de regeling in verband met het FBB voor privébeleggingen van particulieren werd afgeschaft.

Volgens het Hof van Cassatie hebben particuliere beleggers aldus het recht op een verrekening van het FBB. De Franse bronheffing moet bijgevolg verrekend kunnen worden met de Belgische roerende voorheffing. Echter, in de praktijk bleek dat de administratie deze uitspraak van Hof van Cassatie niet aanvaardde. Het Hof heeft de zaak op haar beurt doorverwezen naar het Hof van beroep te Antwerpen dat op 17 december 2019 zich hierover heeft uitgesproken (zie hierna).

Arrest Hof van beroep Brussel 20 september 2018

Recentelijk is er tevens een arrest voor het Hof van beroep te Brussel van 20 september 2018 geveld over een gelijkaardige zaak waarin hetzelfde standpunt als door het Hof van Cassatie werd ingenomen.

De administratie heeft echter een cassatievoorziening ingediend tegen dat arrest waardoor het administratief standpunt aldus ongewijzigd blijft in afwachting van de uitspraak van het Hof van Cassatie over de nieuwe voorziening. Men blijft zich hier dus nog steeds tegen verzetten.

Recent arrest Hof van beroep Antwerpen 17 december 2019

Met een recent arrest van het Hof van Beroep te Antwerpen van 17 december 2019 lijkt er nu toch eindelijk een duidelijke strekking te zijn ontstaan. Het Antwerpse Hof oordeelde overduidelijk in het voordeel van de Belgische belastingplichtige. Ze sluit zich zo aan bij de beslissing van het Hof van Cassatie op basis van het algemeen rechtsbeginsel in verband met de primauteit van het internationale recht op het nationale recht. Zo heeft het dubbelbelastingverdrag tussen België en Frankrijk volgens het Hof voorrang op de bepalingen van het Belgisch intern recht.

België heeft aldus de plicht om aan particuliere beleggers een belastingkrediet van 15% toe te staan ingevolge in Frankijk belaste dividenden. Bovendien veroordeelde het Antwerpse Hof van Beroep de Belgische Administratie tot het terugbetalen van al de teveel geïnde belastingsommen, en dit verhoogd met een interest van 7%.

Concrete gevolgen & terugvorderingsprocedure

In het geval in het verleden Franse dividenden zijn ontvangen door de vennootschap, dan kan een gedeelte van de belasting hierop mogelijks teruggevorderd worden door middel van een verzoek tot ambtshalve ontheffing. De termijn bedraagt 5 jaar te rekenen vanaf 1 januari van het jaar waarop de onterecht betaalde belasting betrekking heeft/gevestigd is. Op grond hiervan is het aldus wel degelijk essentieel om nu reeds een verzoek tot terugbetaling in te dienen.

Concreet dienen de volgende stappen genomen te worden:

  • Invullen van een document bij de betrokken financiële tussenpersoon teneinde ervoor te zorgen dat de Franse fiscus slechts 12.8% zal inhouden van de Franse dividenden die ontvangen wordt in plaats van 30% (i.e. het zogenaamde formulier ‘5000-NL’ of het formulier ‘276Conv’).
  • Vervolgens zal – mede gelet op de positieve uitspraak van het arrest van het Hof van beroep te Antwerpen – de resterende 12.8% in principe aldus verrekend kunnen worden met de verschuldigde Belgische belasting.

Nog steeds geen licht aan het einde van de tunnel?

Gelieve tot slot wel op te merken dat – ondanks bovenstaande positieve rechtspraak – de FOD Financiën thans nog steeds weigert zich bij de interpretatie van het dubbelbelastingverdrag tussen België en Frankrijk neer te leggen. Zo is zoals reeds vermeld een nieuwe cassatieprocedure gelanceerd tegen het arrest van het Hof van beroep van Brussel en overweegt men nu hetzelfde te doen voor het arrest van het Antwerpse Hof. In de praktijk betalen veel beleggers op heden aldus nog steeds een dubbele roerende voorheffing op Franse dividenden.

In dit kader heeft de FOD Financiën indirect bevestigd dat België en Frankrijk in december 2019 een fiscaal verdrag hebben geparafeerd dat er in voorziet dat Belgische beleggers in België 30% roerende voorheffing moeten betalen, ook als ze in Frankrijk reeds roerende voorheffing hebben betaald. Het verdrag moet wel nog worden bekrachtigd door de federale regering en de Belgische parlementen. Het wordt ten vroegste begin 2021 van kracht, maar de algemene verwachting is dat het verdrag pas in 2023 of 2024 in werking zal treden.

Conclusie – Actie ondernemen is de boodschap!

Nu de beslissing van het Antwerpse Hof van Beroep is gevallen en een duidelijke tendens in onze rechtspraak zichtbaar is geworden, raden wij Belgische particuliere beleggers aan om zo snel als mogelijk actie te ondernemen. Hangende dossiers moeten in dit kader wederom opnieuw geactiveerd worden en in het geval nog geen eerdere stappen zijn ondernomen, kan men alsnog het te veel aan in België betaalde belasting terugvorderen.

Waakzaamheid blijft echter op zijn plaats gezien er gewag wordt gemaakt dat de FOD Financiën een fiscaal verdrag zal publiceren waarbij Belgische beleggers in België toch nog steeds 30% roerende voorheffing zouden dienen te betalen. Wordt ongetwijfeld vervolgd…

Vorige

«

Volgende

»